"Ik heb eerder niets gedaan, dacht Markoen, omdat ik de wereld met mezelf had afgeschermd, van mezelf hield. Nu ben ik erachter dat ik niets ben, en de hele wereld is mij geopenbaard, ik heb de wereld gezien, niemand schermt haar voor mij af, want ik heb mezelf erin vernietigd, opgelost en heb daardoor gezegevierd. Ik ben nu pas gaan leven. Ik ben nu pas de wereld geworden. Ik ben de eerste die het gewaagd heeft. Markoen sloeg zijn ogen op naar de bleke, ontwakende hemel: Ik voel me zo akelig omdat ik veel begrijp." (Markoen, Platonov; 1920)