maandag 8 juli 2024

Een en ander heeft ertoe geleid, vertelt Jack, dat ik mijn vader nooit heb herkend in de ogen van zijn bewonderaars. Want die hebben de gestileerde persona voor ogen, maar ik besefte al heel jong dat die geen uitstaans heeft met de man aan de keukentafel. Zijn creatie leek me voorbedacht. De man aan de keukentafel kwam echter altijd te laat. Daar zat geen mens die het vaderschap vooruitdenkt. Dus had ik de idee dat woorden, of heel de opstelling die een mens weeft, leugens zijn, zelfs als ze zingen, zelfs als ze in originele verbanden worden geplaatst. Ik kon ze niet doen rijmen met de zwijgende, rokende, drinkende mens aan de keukentafel. Het besef, en daarom niet per se de waarheid, van die leugen plaatste me buiten het dagelijkse leven. Want volgens welke wet moet een zoon leven als zijn vader tegenstrijdige wetten stelt? Dan leek het beter om niet te leven en alles op zijn beloop te laten. De lethargie die daaruit voortkwam leidde tot niets. Toen ik decennia later uit dat niets alsnog een mens wilde laten geboren worden, was ik eraan voor de moeite, want ik had mezelf nooit geleerd om aan de keukentafel te zitten en ook niet om naar buiten te gaan onder het mom van een persona. U vraagt wat er dan nog overblijft. Ach, wat rest, dat zijn slechts abstracties, platonische lichamen, een thuisloos kind dat liggend op het gras naar de wolken kijkt. Arme Jack.